EN ISO 11611
Bescherming bij lassen en verwante werkzaamheden
EN EN ISO 11611:2007 Beschermende kleding voor gebruik bij het lassen en verwante processen
Deze norm legt de vereisten vast voor lasserskleding. Het betreft hier kleding die bij normale temperaturen een hele dag (8 uur) gedragen kan worden en bescherming biedt tegen kleine spatten van gesmolten metaal, toevallig vlamcontact en UV-straling. De norm handelt niet over beschermende kleding die gedragen wordt bij speciale laswerkzaamheden. EN ISO 11611 is de opvolger van EN 470-1.
Wat houdt deze norm in?
Deze norm bestaat uit een aantal testen. De belangrijkste testen worden beschreven in de norm ISO 6942, ISO 9150, ISO 15025 en EN 1149-2. De norm EN ISO 11611 kent twee klassen. Als alle testen worden behaald, heeft men klasse 1. Wanneer voor de test ISO 6942 en ISO 9150 beide klasse 2 worden behaald, dan geldt klasse 2.
Verschillende testen
ISO 6942
Dit is een beproevingsmethode voor het beoordelen van materialen en materiaalcombinaties bij blootstelling aan warmtestraling. Bij deze testmethode wordt het doek blootgesteld aan hitte straling door middel van infrarood straling. Met behulp van een caloriemeter wordt aan de andere zijde van het doek de temperatuurstijging gemeten. Er wordt gemeten hoelang het doek aan hitte blootgesteld kan worden voordat er een temperatuurstijging van 24°C ontstaat. Deze testmethode komt overeen met EN 531C. Bij deze testmethode zijn twee verschillende klassen haalbaar:
Klasse 1 temperatuurstijging ontstaat na ≥ 7 seconden
Klasse 2 temperatuurstijging ontstaat na ≥ 16 seconden.
ISO 9150
Bepaling van het gedrag van materialen onder invloed van kleine spetters van gesmolten metaal. Bij deze testmethode worden er druppels gesmolten metaal op een verticaal hangend stuk doek gespetterd. Vervolgens wordt bepaald na hoeveel druppels er aan de achterzijde van het doek een temperatuurstijging van 40°C is ontstaan. Ook bij deze test zijn er twee klassen haalbaar:
Klasse 1 ≥ 15 druppels gesmolten metaal
Klasse 2 ≥ 25 druppels gesmolten metaal.
ISO 15025
Beproevingsmethode voor beperkte vlamverspreiding. Bij deze testmethode wordt een doekstaal gedurende 10 seconden bevlamd. Hierbij moeten de navlamtijd, nagloeitijd en gatvorming binnen de waarden - gesteld in de norm - vallen. Deze test komt overeen met EN 531A. De bevlamming kan op twee manieren uitgevoerd worden:
Procedure A (levert A1) is de horizontale bevlamming (zoals bij EN 470 en EN 531)
Procedure B (levert A2) is de kantbevlamming.
EN 1149-2
Dit is een testmethode waarbij de elektrische doorgang gemeten wordt. Er wordt gemeten of er elektrische lading wordt doorgegeven van buiten naar binnen.
Welke eisen worden er in de norm gesteld?
- Kleding die aan deze norm voldoet moet altijd aan de voorwaarden gesteld in de norm ISO 13688 voldoen
- Zakken aan de buitenzijde moeten voorzien zijn van een klep die aan beide zijden 10mm breder is dan de zak, behalve zakken op het been, die achter de zijnaad geplaatst zijn en een opening hebben van 75mm of minder (meterzakken)
- Verticale zakken onder de heupen met een hoek van 10 graden of minder hoeven ook geen klep te hebben
- Doortasten moeten altijd voorzien zijn van een klep of klittenband, ook wanneer deze verticaal geplaatst zijn
- Metalen sluitingen moeten aan de binnenzijde of buitenzijde verdekt zijn
- Plooien e.d. moeten vermeden worden
- Halsopeningen moeten gesloten zijn
- Maximale afstand tussen knopen 15cm.
Wat is er gewijzigd t.o.v. de EN 470?
- Het pictogram is gewijzigd (was een vlam nu lasboog)
- De vlamverspreiding moet ook bepaald worden na een maximaal aantal wasbeurten. Over het algemeen wordt daar 50 wasbeurten voor aangehouden
- Er zijn (veel) hogere eisen gesteld aan vooral de scheursterkte van het doek
- Ook op het model worden specifieke eisen gesteld m.b.t. naadsterkte en vlamvertragendheid op de naden
- De fournituren moeten getest zijn op hittebestendigheid
- De norm wordt nu ingedeeld in twee klassen waarbij een onderverdeling gemaakt wordt naar werkzaamheden.
Zie tabel: